Effecten infrastructuurprojecten op veiligheid
MIRT-projecten die gericht zijn op de verbetering van de bereikbaarheid door middel van wegen, ov, fiets etc. noemen we in deze werkwijzer ‘infrastructuurprojecten’. De effecten van dit type projecten beschrijven we aan de aan hand van 3 categorieën, namelijk effecten op bereikbaarheid, veiligheid en leefbaarheid. Hier bespreken we effecten op de veiligheid. De effecten op leefbaarheid en de methode van effectbepaling zijn vrijwel de zelfde voor verschillende type bereikbaarheidsprojecten. Anders dan bij de effecten op bereikbaarheid, bespreken we de effecten op veiligheid en op leefbaarheid daarom per type effect.
We onderscheiden 3 effecten op veiligheid: effecten van het project op de verkeersveiligheid, op de sociale veiligheid, en op de externe veiligheid. De 2 laatste veiligheidsaspecten moeten voor iedere project in kaart gebracht worden; vaak is een kwalitatieve inschatting genoeg.
Verkeersveiligheid
Het effect op de verkeers(on)veiligheid gaat over het effect van het project-alternatief op het aantal letselslachtoffers en op de totale materiële schade van verkeersongevallen. Het effect op de verkeersveiligheid wordt vaak afgeleid van het aantal voertuigkilometers, waarin aan de hand van specifieke ongevalskengetallen (risicocijfers) per (vaar)wegtype of type ov en locatie berekeningen zijn uitgevoerd. Deze effecten kunnen worden gewaardeerd met waarderingskengetallen per type slachtoffer. Hier gaat het alleen om de veiligheidseffecten van bestaand verkeer, aangevuld met de aangereden slachtoffers. Weggebruikers hebben volgens de theorie het eigen risico meegenomen in de beslissing extra op pad te gaan. Bij de kengetallen dient rekening gehouden te worden met de trendmatige ontwikkeling (veelal daling) van de risico’s. De materiële schade wordt in de kengetallen door middel van een opslag meegenomen. Indien er geen deelstudie naar verkeersveiligheid is uitgevoerd, kan het effect worden benaderd op basis van de verandering in voertuig-, vaartuig- of treinkilometers en kengetallen.
Bij het ontwerpen van kanalen, sluizen en bruggen volgens de Richtlijnen Vaarwegen is het meenemen van verkeersveiligheidsaspecten gewaarborgd en is een aparte deelstudie niet noodzakelijk. Voor projecten waar deze Richtlijn niet geldig is, kan echter wel een aanvullende veiligheidsstudie verlangd worden. Aan de hand van een nautische beoordeling in deze studie, kan het verschil in ongevalskans tussen nul- en projectalternatief worden bepaald. De mogelijke verschillen worden aan de hand van kengetallen gemonetariseerd. Heeft het project een specifieke veiligheidsdoelstelling, dan kan ervoor gekozen worden om deze benadering te vervangen door een analyse met het verkeersafwikkelingsmodel SIMDAS. Een negatieve veiligheidsbeoordeling betekent mogelijk dat het alternatief niet veilig is en daarom afvalt.
Sociale en externe veiligheid
Voor de bepaling en monetarisering van sociale veiligheidseffecten zijn nog geen vuistregels ontwikkeld. Indien zulke effecten optreden, en als er geen betere inschatting gemaakt kan worden, volstaat het om dit effect kwalitatief op te nemen in de MKBA.
Externe veiligheid betreft de kans op ongevallen met gevaarlijke stoffen waarbij omwonenden of omliggend gebied worden getroffen. De gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen zijn afhankelijk van de plaats van het ongeval; in een dichtbebouwde omgeving zullen deze veel groter zijn dan in een onbebouwde omgeving. Dergelijke effecten kunnen alleen inzichtelijk worden gemaakt aan de hand van een specifieke analyse van de verandering in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het volstaat dan om op basis van de MER mogelijke externe veiligheidseffecten kwalitatief te beschrijven.