Vaarwegenprojecten

Bij maatregelen voor vaarwegen wordt onderscheid gemaakt naar de effecten van het projectalternatief op reistijden, reistijdbetrouwbaarheid en op de (variabele) transportkosten voor zowel beroeps- als recreatievaart. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de effecten van het projectalternatief op vervoerde tonnen, aantal schepen, omvang modal shift en wachttijd bij sluizen (in relatie tot bereikbaarheids-indicatoren uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)). Daarnaast moeten mogelijke effecten op het kruisende weg- en spoorverkeer worden meegenomen.

Vervoersstudie

Onderstaande figuur 7.3 geeft een overzicht van de verkeersgegevens die van belang zijn voor de omvang van de bereikbaarheidseffecten van het project.

Overzicht van uitkomsten van vaarwegenverkeersmodel die omgezet kunnen worden in welvaartseffecten. De volledige tekst staat onder het figuur.
Figuur 7.3 Overzicht van uitkomsten van vaarwegenverkeersmodel die omgezet kunnen worden in welvaartseffecten.

Toelichting figuur 7.3

Reistijd

De verandering in gemiddelde reistijd van schepen in de beroeps- en recreatievaart speelt met name bij sluis en/of brug-projecten of bij projecten waarbij er nieuwe route-opties ontstaan (bij verruiming of aanleg). Verandering in wachttijden en reistijden wordt meestal berekend met behulp van modellen als het Kooman-model (sluizen), SIVAK (sluizen/bruggen), SIMDAS (kanalen/rivieren) en BIVAS (routewijzigingen). Met behulp van standaard tijdwaarderingen per type schip kunnen de effecten gemonetariseerd worden. Als er door het project sprake is van verschuiving van vervoer van andere modaliteiten naar binnenvaart (modal shift), dan moeten ook voor deze nieuwe binnenvaartstromen de baten worden berekend.

Betrouwbaarheid

Het effect op reistijdbetrouwbaarheid heeft betrekking op het verminderen van onverwacht oponthoud bij verplaatsingen en is gerelateerd aan de variaties ten opzichte van de gemiddelde reistijd. Dit geldt voor zowel de beroeps- als de recreatievaart. Dit reisbetrouwbaarheidseffect kan bijvoorbeeld optreden bij getijdevensters, bruggen of sluizen. Voorlopig volstaat dit effect kwalitatief te benoemen. Een uitzondering hierop zijn de sluisprojecten.

Specifieke effecten vaarwegen en sluizen

Voor sluisprojecten is werkenderwijs de volgende betrouwbaarheidsmethodiek ontwikkeld voor binnenvaartsluizen. De methodiek is niet toepasbaar op zeesluizen. De betrouwbaarheid van reistijden speelt vooral een rol bij lijndiensten zoals de containervaart. Bij het inplannen van reizen moet rekening worden gehouden met variaties in passeertijden bij de sluis. Dit betekent dat niet de gemiddelde passeertijd maatstaf is, maar de kans op langere passeertijden. Bij langere (ingeplande) passeertijden kunnen soms minder reizen gemaakt worden per jaar en dit resulteert in hogere transportkosten per ton.

Het referentiepunt voor betrouwbaarheid is de 90%-passeertijd waarde van een sluis. De 90%-waarde van een sluis is de passeertijd waarbinnen negentig procent van alle schepen de sluis passeren. Een verlaging van de 90%-waarde door maatregelen bij sluizen levert betrouwbaarheidsbaten op (= lagere transportkosten). De betrouwbaarheid van reistijden (90%-waarde) is sterk afhankelijk van de verhouding tussen de intensiteit van het verkeer en de capaciteit van een sluis (de I/C verhouding). Op basis van analyses van gemiddelde passeertijden en daarmee gepaarde 90%-waardes bij sluizen is de relatie tussen de I/C-verhouding en de 90%-waarde gekwantificeerd. Deze factor neemt geleidelijk af/toe naarmate de I/C-verhouding verandert.

Efficiencywinsten zijn vaak belangrijke effecten van een project en treden op als er grotere binnenvaartschepen ingezet kunnen worden (schaalvergroting); als schepen zwaarder kunnen worden beladen (hogere benuttingsgraad) waardoor de kostprijs per tonkilometer daalt. Op basis van de vervoergegevens en de vervoerkosten per scheepsklasse kunnen de efficiencywinsten worden geraamd.

Ga naar

vorige pagina  |  volgende pagina